Home recensie ontboezemingen

Recensie

Twee werelden, twee realiteiten, in gepassioneerde ontboezemingen

 Op donderdag 30 september 2010 was er een try out van het toneelstuk “Ontboezemingen van de heer C. Scènes over ons levensgevoel” in de Evangelisch Lutherse Kerk in Groningen. Het stuk is een dag later opgevoerd tijdens de viering van het tiende lustrum van USEF, het VERA-jaar 1960. Het is een vrije bewerking van een theaterproductie van DUS uit het Calvijnjaar 2009 door de USEF-leden Anne van Veenen en Anne Keizer.

 De heer C., voortreffelijk gespeeld door Ton Meijer, deed zijn gepassioneerde ontboezemingen voor een gehoor van 65-plussers, veelal opgegroeid  in de calvinistische  traditie. Die traditie stond vijftig jaar geleden steeds meer onder kritiek, ook op de reformatorische studentenvereniging VERA. Er doken verontruste mensen op, daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het erelid prof. Mekkes, die net als de heer C. al waarschuwend en vermanend wezen op een morele en godsdienstige neergang in de maatschappij. Zij gebruikten daarbij een taal en woorden die menig vrolijke Veraan steeds vreemder in de oren klonken. Rondom dit gegeven hebben de beide Anne’s, met een vrije bewerking van een aantal sterke teksten uit de theaterproductie van DUS, hun stuk geschreven.

 De personages in het stuk zijn de heer C., een zingend meisje en de meespelende regisseur.

Ton Meijer, gekleed in een lange zwarte jas, speelde een gedreven heer C. die met zichzelf worstelt, waarschuwt tegen de neergang van de maatschappij en daarbij woorden gebruikt als verwatenheid, ijdele verzinsels en verdorvenheid. Deze woorden worden met vrolijke verbazing opgevangen door een mooi ronddartelend en liedjes zingend meisje. Op een schoolbord met daarop de vraag “Waar ben je gebleven tuin der lusten, paradijs?” schrijft zij die woorden op.

Twee werelden. Twee realiteiten. Enerzijds de zwartgejaste gekwelde man, anderzijds het meisje dat jongleert met appels uit een kist vol sappige, rijpe ( verleidelijke) appels. Even schijnen ze elkaar nader te komen in opkomende vrolijkheid, ontsproten aan eigen fantasieën. Al deze taferelen spelen zich af voor een monumentale kansel van waar, aan het eind van het stuk, de heer C. met overslaande stem zijn laatste wanhopige vermaning uitspreekt terwijl het mooie meisje danst in de disco.

Het stuk roept een mix van vragen op. Gaat het over de neergang van de maatschappij tegenover schoonheid van de schepping? Gaat het over een somber mensbeeld tegenover een spontane natuurlijkheid? Gaat het wel over scènes over ons levensgevoel?

Dat er na afloop geanimeerd met elkaar over het stuk werd gediscussieerd liet zien dat het bij veel toeschouwers iets heeft losgemaakt. Er werd teruggeblikt op eigen calvinistische roots en gesproken over hoe die je hebben beïnvloed. Sommigen vonden het jammer dat het stuk bleef steken in ellende, zonder iets van bemoediging, bevrijding en dankbaarheid. Volgens hen levert de calvinistische traditie iets meer dan het stuk laat zien. Maar ook was er positieve herkenning en plezier bij het horen van een taal die vijftig jaar geleden werd gebezigd.

 Dat dit stuk in de kerk voor de kansel werd opgevoerd gaf het een extra dimensie. Ton Meijer speelde een meeslepende heer C. die zich helemaal in zijn teksten had ingeleefd. Het bevallige meisje, Marimarth de Moor, was een natuurlijke schoonheid en kon mooi zingen. De meespelende regisseur Anne van Veenen waakte er voor dat de heer C. niet direct de kansel bestormde. Het was een geslaagde voorstelling van een stuk dat door de beide Anne’s vrijmoedig in elkaar is gezet en geregisseerd. Op VERA waren zij actief in de toneelgroep En Ronde. Met hun productie deden zij op eigentijdse wijze een traditie van En Ronde herleven.

Ik heb met veel plezier en aandacht naar hun productie gekeken.

Jammer dat door de galm in de kerk het spel niet voor iedereen goed verstaanbaar was en dat de belichting, zoals op de discobol, beter had gekund.

 

Jan Kolkman ( wis- en natuurkunde, 1958, TUDUCA)

 

Jan Kolkman was lid van En Ronde en vijftig jaar geleden regisseur van het eerstejaars toneel van USEF met het stuk “Langs de grote weg” van A.P. Tsjechov. Dit stuk, waarin de beide Anne’s meespeelden, is indertijd tweemaal opgevoerd.